Waar staan we op financieel gebied?
Naast de ambities uit het coalitieakkoord komen er ontwikkelingen vanuit het Rijk en vanuit de samenleving op ons af. Die ontwikkelingen samen leiden tot een geactualiseerd meerjarenperspectief.
Per programma geven we op hoofdlijnen inzicht in ambities en ontwikkelingen. We maken bij de ontwikkelingen onderscheid tussen autonome en nieuwe ontwikkelingen. Autonome ontwikkelingen zijn onontkoombaar. Te denken valt dan aan ontwikkelingen als gevolg van gewijzigde wetgeving of de gevolgen van de CAO voor gemeenteambtenaren.
Daarnaast moeten we omgaan met een veranderend financieel perspectief. Het blijft voor de langere termijn onzeker welke financiële ruimte we hebben om aan alle ambities en ontwikkelingen invulling te geven.
Veranderende financiële positie
De financiële huishouding van de gemeente Diemen is goed op orde. De jaarrekening 2024 liet een overschot van € 4,1 miljoen zien. Een deel hiervan betreft werkzaamheden die we in 2025 nog gaan oppakken. Beleid is dat we het overschot in de Algemene Reserve storten. Onze reservepositie is daardoor solide en geeft ons enig comfort voor mindere tijden.
Bij de actualisatie van het meerjarenperspectief zijn er enkele ontwikkelingen die een groot financieel effect hebben. Dit betreft de volgende ontwikkelingen:
De algemene uitkering vanuit het Rijk loopt op van € 60 miljoen naar € 65 miljoen. Dit is grofweg 60% van onze omzet. Sinds 2023 is de verdeling van de algemene uitkering gebaseerd op een nieuw verdeelmodel. Diemen is daarbij een nadeelgemeente. Tot op heden zijn we gecompenseerd voor het nadeel (3,2 miljoen per jaar). Verwachting is dat de compensatie vanaf 2027 wordt afgebouwd. Ieder jaar neemt de compensatie met € 17,50 per inwoner af. Dat is voor Diemen jaarlijks € 450.000.
Er is al langere tijd onvrede bij de gemeenten over de inkomsten die we vanuit het Rijk ontvangen voor de kosten van de gedecentraliseerde taken op het gebied van jeugdzorg. Met name over de taakstellende bezuiniging die is meegenomen. Als gevolg van diverse adviesrapporten zijn de bezuigingen deels vergoed en naar achteren verschoven. In de Voorjaarsnota 2025 van het kabinet is de taakstellende bezuiniging doorgeschoven naar 2028. Onze taakstelling is € 1,5 miljoen. Op basis van de Hervormingsagenda gaan wij invulling geven aan deze taakstelling. Belangrijk onderdeel hierbij is het ontwikkelen en vaststellen van een nieuwe inkoopstrategie van de jeugdzorg.
Onlangs is de nieuwe CAO voor gemeenteambtenaren afgesloten. De resultaten van deze onderhandelingen zijn qua indexering (3,5% per jaar) voordeliger dan we rekening mee hielden in onze prognose in de begroting 2025 (5,7% per jaar). Dit houdt in dat we in 2026 de lonen niet hoeven te indexeren terwijl we vanuit het Rijk wel middelen ontvangen voor indexering.
In mei 2025 heeft de gemeenteraad het nieuwe programma voor het onderhoud van de openbare ruimte vstgesteld. Hiermee is ook de financiering van het groot onderhoud gewijzigd. Vanaf 2025 gaan we nieuwe onderhoudsprojecten niet langer via de voorziening verrekenen maar via afschrijvingen. Reeds gestartte projecten verrekenen we nog wel met de voorziening. Daarvoor moeten we in 2026 en 2027 nog jaarlijks € 2,9 miljoen doteren in de voorziening groot onderhoud. Vanaf 2028 vervalt deze dotatie. De afschrijvingen van nieuwe trajecten starten niet eerder dan in 2029. Deze wijziging in financiering levert dus de eerste jaren financiële ruimte op. Na vijf tot tien jaar zal dit voordeel omslaan in een nadeel.
Bij het opstellen van de begroting houden we in het laatste jaar rekening met de kosten voor rente en afschrijving in het laatste begrotingsjaar. Ondanks dat we weten dat de realisatie van de investering, zoals bijvoorbeeld het zwembad, pas later zal plaatsvinden. Hiermee zorgen we ervoor dat we tijdig financiële ruimte creëren om onze ambities waar te kunnen maken. In de kadernota schuiven we de afschrijvingslasten van dergelijke investeringen een jaar op (naar 2029). Daardoor ontstaat in 2028 een voordeel van bijna € 2 miljoen.
Vorig jaar was bij het vaststellen van de Kadernota 2025 sprake van een "ravijnjaar" in 2026. Als gevolg daarvan is een proces gestart om te zoeken naar besparings- en ombuigingsmogelijkheden. Toezegging was dit inzicht bij vaststelling van de Kadernota 2026 gereed te hebben. Dat is ook gelukt en de "Notitie beweegbaar budget 2026" is als bijlage toegevoegd.
Door eerder genoemde ontwikkelingen is het financieel perspectief fors verbeterd en is het inzetten van drastische besparings- en ombuigingsmaatregelen niet noodzakelijk. We stellen voor enkele voor de hand liggende 'opschoon'-maatregelen door te voeren. Het resterende structurele tekort in 2026 kunnen we opvangen door het inzetten van de Algemene Reserve.
Vanuit het structureel toezicht is het eerstkomende jaar het belangrijkst. Wanneer bij de vaststelling van de Programmabegroting 2026 het jaar 2026 structureel sluitend is, dan hoeft het meerjarenperspectief nog niet structureel sluitend te zijn.
Wanneer er in 2026 een structureel tekort is dan is er vanuit het financieel toezicht de ruimte om uiterlijk binnen vier jaar naar een structureel evenwicht te groeien.
Wij sturen aan om het begrotingsjaar 2026 structureel sluitend voor te leggen in de nu komende Programmabegroting 2026.
Vaststellen uitgangspunten Begroting 2026
Het belangrijkste onderdeel van de kadernota is het vaststellen van de uitgangspunten voor het opstellen van de Begroting 2026. In deze kadernota vragen wij u de volgende uitgangspunten vast te stellen:
Aantallen woningen en inwoners 2026-2029;
Loonindexering personeelskosten 2026;
Prijsindexering voor uitgaven en inkomsten 2026;
Prijsindexering belastingen 2026;
Algemene uitkering op basis van Meicirculaire 20251;
De rapportagegrenzen voor de rechtmatigheidsverantwoording 2026;
De mate van sturing op de verbonden partijen 2026.
De belangrijkste nieuwe ontwikkelingen en wijzigingen in het meerjareninvesteringsplan staan ook opgenomen in deze kadernota.
Vertrekpunt
Financieel vertrekpunt voor deze kadernota is het meerjarenperspectief zoals gepresenteerd in de Programmabegroting 2025.
Bij het opstellen van de begroting gebruiken we het provinciaal toezichtskader als leidraad.
Omschrijving | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|
Saldo structureel | -1.630 | -1.350 | -2.675 | -2.855 |
Saldo incidenteel | -175 | -140 | -180 | - |
Meerjarenperspectief Programmabegroting 2025 | -1.805 | -1.490 | -2.855 | -2.855 |
Het saldo van de kadernota is uitgesplitst in een structureel en incidenteel saldo. De provincie ziet toe op een sluitend structureel saldo. Leidend daarbij is het jaar van de begroting. De provincie kijkt ook naar het meerjarenperspectief. Wanneer er geen structureel sluitend meerjarenperspectief is, dan wil de Provincie weten welke stappen genomen worden om wel te komen tot een structureel sluitend meerjarenperspectief.
Financiële ontwikkelingen op een rij
In onderstaand overzicht hebben we alle financiële effecten gecategoriseerd en op een rij gezet. De onderbouwing van de uitgangspunten en de toelichting op de ontwikkelingen lichten we verderop in deze kadernota toe.
Omschrijving | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|
Meerjarenperspectief Programmabegroting 2025 | ||||
- structureel | -1.630 | -1.350 | -2.675 | -2.855 |
- incidenteel | -175 | -140 | -180 | - |
Totaal saldo meerjarenperspectief Programmabegroting 2025 | -1.805 | -1.490 | -2.855 | -2.855 |
Gevolgen loon- en prijsindexering | ||||
Loonindexering personeelskosten (0,0%) | - | - | - | - |
Prijsindexering | ||||
- uitgaven (2,1%) | -240 | -240 | -240 | -240 |
- inkomsten (2,1%) | 50 | 50 | 50 | 50 |
- subsidies (2,0%) | -120 | -120 | -120 | -120 |
- gemeenschappelijke regelingen (2,0%) | -105 | -105 | -105 | -105 |
- bijdrage Duo+ (0,0%) | - | - | - | - |
- belastingen (OZB-woningen 5,0%, overig 2,1%) | 345 | 345 | 345 | 345 |
Algemene uitkering | 4.465 | 4.380 | 2.965 | 2.755 |
Ontwikkelingen | ||||
Gevolgen Jaarrekening 2024 | - | - | - | - |
Autonome ontwikkelingen | ||||
- structureel | -700 | -700 | -700 | -700 |
- incidenteel | -50 | - | - | - |
Gemeenschappelijke Regelingen | ||||
- structureel | -190 | -190 | -190 | -190 |
- incidenteel | -40 | - | - | - |
Nieuwe ontwikkelingen | ||||
- structureel | -2.185 | -2.520 | 1.830 | 1.855 |
- incidenteel | -590 | - | - | - |
Wijzigingen meerjaren investeringsplan | - | - | 1.850 | - |
Bijgesteld meerjarenperspectief Kadernota 2026 | -1.165 | -590 | 2.830 | 795 |
Wanneer we bovenstaande effecten splitsen in structurele en incidentele effecten, leidt dat tot onderstaand meerjarenperspectief.
Saldo meerjarenperspectief Kadernota 2026 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|
Structureel | -310 | -450 | 3.010 | 795 |
Incidenteel | -855 | -140 | -180 | - |
Bijgesteld meerjarenperspectief Kadernota 2026 | -1.165 | -590 | 2.830 | 795 |
Bovenstaand perspectief laat in 2026 en 2027 een structureel tekort zien. In 2028 slaat het saldo om in een groot overschot. Belangrijkste oorzaken van dat overschot zijn het wegvallen van de dotatie voor groot onderhoud (€ 2,9 miljoen) en het doorschuiven van de kapitaallasten van het zwembad (€ 1,8 miljoen). In 2029 zijn de kapitaallasten blijven staan.
Als college hebben we er vertrouwen in dat we het begrotingsjaar 2026 met een sluitend structureel saldo voor kunnen voorleggen.